MACHTIGE STAD
BEKNOPTE KRONIEK
VAN EEN KOPPIGE STAD
De geschiedenis van Gent begint in het jaar 630, als de Heilige Amandus de samenvloeiing (of Ganda) van Leie en Schelde uitkiest om er een abdij te bouwen. Bijna 1400 jaar geschiedenis zijn vandaag nog altijd tastbaar aanwezig in de stad: een middeleeuws kasteel in een slotgracht, een imposante kathedraal, een belfort, drie begijnhoven,... Nergens anders vind je zoveel geschiedenis per vierkante meter als in de Gentse historische kuip!
Van het jaar 1000 tot omstreeks 1550 is Gent één van de belangrijkste steden van Europa. Gent is groter dan Londen en moet alleen Parijs ‘boven’ zich dulden. De 60.000 inwoners die de stad in de 14e eeuw telt, staan heel erg op hun rechten: graven en vorsten mogen aan den lijve ondervinden dat de trotse en rebelse Gentenaar zijn verworven privileges en vrijheden niet zonder slag of stoot weer afgeeft.
Tot aan de Guldensporenslag in 1302 heersen een aantal families van rijke kooplui over de stad. Omdat ze meestal de zijde van de Franse koning tegen de graaf van Vlaanderen kiezen, krijgen ze van het volk de scheldnaam Leliaerts, afgeleid van de lelie op het Franse wapenschild. Als de ambachten en gilden de volgende jaren meer politieke macht verwerven, krijgt Gent een democratischer bestuur.
Omdat Engeland de invoer van grondstoffen voor de levensbelangrijke textielnijverheid blokkeert, kiest Gent tijdens de Honderdjarige Oorlog (noodgedwongen) de zijde van Engeland (1338-1345). Jacob van Artevelde, een rijke lakenhandelaar, neemt de leiding van het verzet tegen graaf Lodewijk van Nevers, vazal van de Franse koning. In 1345 wordt de ‘wijze man’ door zijn stadsgenoten vermoord. Dat zijn belang niet te onderschatten valt, blijkt uit het feit dat Gent nog altijd de Arteveldestad wordt genoemd.
Gent moet haar verbond met Engeland opgeven en de koning van Frankrijk erkennen. In 1407 wordt de zetel van de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege van het Graafschap, van Brugge naar het Gravensteen overgebracht. Nederlands wordt de voertaal.
Doorheen de eeuwen blijven de Gentenaars hun reputatie van koppigaards en dwarsliggers trouw. Zelfs tegen hun eigen prinsenkind, Keizer Karel V, komen ze in opstand. Maar dat is een brug te ver: de Gentenaars worden publiekelijk vernederd en de Klokke Roeland, symbool van de Gentse zelfstandigheid, wordt uit het Belfort verwijderd. De eens zo machtige stadsstaat zit letterlijk en figuurlijk op z’n knieën. En toch: de fiere Gentenaar boog wel, maar kraakte niet. Stroppendrager wordt een geuzennaam.
Ook economisch gaat het stilaan minder goed. De stad verliest haar doorgang naar de zee en de bevolking halveert. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw volgt een economische heropleving. Onder Hollands bewind krijgt Gent in 1816 een eigen universiteit, tien jaar later wordt de stad weer een zeehaven, dankzij het kanaal Gent-Terneuzen.
En Gent blijft tegen de stroom invaren: bij de onafhankelijkheidsstrijd van België kiezen vele inwoners de zijde van het Nederlandse Huis van Oranje. Later wordt Gent de eerste grote industriepool op het vasteland. Mede daardoor ontstaan hier ook de socialistische beweging en de eerste syndicale bewegingen.
In 1913 toont Gent zich van zijn beste kant tijdens de Wereldtentoonstelling. Omdat het tijdens de wereldoorlogen weinig last heeft van bombardementen blijft het culturele erfgoed tot op vandaag grotendeels behouden.
En dat kun je met eigen ogen komen vaststellen…
BEKENDE GASTEN
ERASMUS VAN ROTTERDAM
Desiderius Erasmus werd rond 1467 geboren als Geert Geerts (of Geertszoon). Hij was een onwettig kind: zijn vader was een priester uit Gouda en zijn moeder diens huishoudster. Beiden stierven op jonge leeftijd. De jonge Erasmus kwam onder voogdij te staan in het klooster Steyn bij Gouda. Daar heeft hij de kans gekregen om veel te lezen en zich intellectueel te ontwikkelen. Later studeerde hij in het buitenland (Parijs, Leuven en Italië) en werkte zich op van priester tot doctor in de theologie.
Erasmus was zeer lovend over Gent. Hij was een regelmatige bezoeker van de stad en had er verschillende vrienden, waaronder Robert De Keysere. De Keysere bezat zowel een drukkerij van humanistische werken als een Latijnse school. Deze laatste bevond zich in de ‘Lintworm’ (het huidige hostel Uppelink). Erasmus bezocht deze school en was vol lof over het onderwijs dat er werd gegeven, ondanks de kritieken van anderen.
Het Erasmus uitwisselingsprogramma voor studenten werd naar deze filosoof vernoemd.
FILIPS II
Filips II was koning van Spanje, Napels, Sicilië, de Habsburgse Nederlanden en Portugal. Hij was de enige zoon van keizer Karel V (als Karel I koning van Spanje) en Isabella van Portugal en heerste over het grootste koloniale rijk in de 16de eeuw. Daardoor had hij veel geld ter beschikking voor de strijd tegen de islamitische Ottomanen en voor zijn deelname aan de Europese godsdienstoorlogen.
In de Nederlanden (daartoe behoorde ook Vlaanderen) deden zich opstanden voor als reactie op de hoge belastingdruk, de inbreuken op de traditionele bevoegdheden van de gewesten en de al uit de tijd van Karel V daterende anti-ketterse ‘plakkaten’ (ordonnanties). Het hoogtepunt van deze opstanden was de Beeldenstorm (1566). Dat is de vernieling op grote schaal, door protestanten, van katholieke heiligenbeelden, religieuze kunst en liturgische gebruiksvoorwerpen. Daarop stuurde Filips II de geduchte hertog van Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Tegen het keiharde optreden van Alva brak al spoedig fel protest uit. De graven Egmond en Hoorne, twee van de voornaamste edelen, werden onthoofd op de markt in Brussel. Willem van Oranje ontsnapte maar net op tijd naar Duitsland, net als vele andere edelen.
De koning was eerder te gast geweest bij de graaf van Egmond in Gent. Hij verbleef toen met zijn gevolg in het ‘Hof van Fiennes’ en de ‘Lintworm’ (het huidige hostel).
DE GRAAF VAN EDMOND
De graaf van Egmond was een opperbevelhebber van de Spaanse troepen in de Nederlanden, waarvan het hoofdkwartier in Gent gelegen was. Hij was tevens Gouveneur van Vlaanderen en van Artois, en bezat een residentie in Gent, het 'Hof van Fiennes' of 'Hof van Gruuthuuse' genoemd, dat zeer dicht gelegen was bij het toenmalige steen 'Lintworm' (huidige Hostel Uppelink).
In de hoedanigheid van Gouveneur ontving hij in 1556 en 1559, de nieuwe koning van Spanje, Filips II, te Gent. Filips II had een gevolg van meer dan 400 man mee. De residentie van Egmond, het Hof van Fiennes, was te klein om iedereen te kunnen ontvangen. Daarom huurde de graaf tijdelijk de aanpalende gebouwen, o.a. de Lintworm, om er al de hovelingen deftig te kunnen herbergen.
De Graaf werd valselijk beschuldigd van hoogverraad en in 1568 terechtgesteld door de Graaf van Alva. De beroemde Egmont-ouverture door Ludwig von Beethoven verteld het levensverhaal van de Graaf van Egmont en over zijn opmerkelijke heldhaftigheid en moed.
MIDDEL-EEUWS GEBOUW
Ruim tien eeuwen geleden werden de funderingen gelegd van het gebouw waarin Hostel Uppelink nu gevestigd is. Doorheen zijn geschiedenis werd het pand uitgebreid en aangepast aan zijn wisselende functies, tot het in 1909 de vorm kreeg die het vandaag nog steeds heeft.
De middeleeuwse bouwheren bestelden dure kalkstenen die vanuit Doornik werden aangevoerd via de Schelde. Het hoge gebouw met zijn massieve voorgevel, een ‘steen’, had een strategische ligging: het keek uit op de Sint-Michielsbrug en de weg naar Brugge. Achter de robuuste muren met kantelen vonden de machtige patriciërs die steen het betrokken bescherming tegen concurrerende families. Na verloop van tijd, rond de vijftiende eeuw gaven de invloedrijke en vermogende bewoners het rechterdeel van het gebouwencomplex de naam Lintworm mee. Dit woord had in de middeleeuwen een heel andere betekenis dan vandaag. Een lintworm was een mythisch dier dat zich toonde in de vorm van een reuzenslang, draak of krokodil en dat kracht, macht en onoverwinnelijkheid symboliseerde. Geen wonder dat patriciërsfamilies zich er maar al te graag mee identificeerden.
Rond 1500, het jaar waarin Keizer Karel geboren werd in het Prinsenhof, nam Robert De Keysere een kleine kilometer verderop zijn intrek in de Lintworm. De Gentse handel draaide op volle toeren en ook op cultureel vlak ging het de stad voor de wind als een centrum van het humanisme. Ook humanist De Keysere droeg zijn steentje daartoe bij. Hij had al een grote drukkerij aan de Kraanlei en richtte in de Lintworm een Latijnse school op, waar jongens onder andere klassieke teksten bestudeerden. Erasmus van Rotterdam, een vriend van De Keysere, bezocht de school in het najaar van 1503 en was fel onder de indruk van het onderwijsniveau. Toen Filips II, koning van Spanje en zoon van Keizer Karel, in 1556 en 1559 de stad Gent bezocht, zorgde Graaf van Egmond ervoor dat de vorst en zijn vierhonderdkoppig gezelschap onderdak kregen in de Lintworm.
Het gebouw naast de Lintworm was lange tijd het atelier van een schoenlapper ondergebracht. Het andere deel van het complex, aan de kant van de Sint-Michielskerk en zijn kerkhof, stond al in de veertiende eeuw bekend als de Carre. Daar was lange tijd een herberg voor graanhandelaars gevestigd. Later gebruikte het stadsbestuur de Carre als uitvalsbasis om belastingen te innen op het brouwen van bier. In het kader daarvan was in het midden van de zestiende eeuw een coöperatie van biervoerders en bierdragers opgericht. Dertig mannen hadden de opdracht om al het bier dat in Gent gebrouwen werd naar de bierkelders onder de trappen van de Lintworm te brengen. Hierdoor werd het volledige gebouw omgedoopt tot de Keytkelder, genoemd naar een oud zwaar Gents bier dat oorspronkelijk gebrouwen werd van het water uit een bron onder het gebouw. Die bron bestaat vandaag nog, maar het water is onzuiver.
Vanaf 1675 kwam het biervoerdershuis in handen van de Kerk en diende het een eeuw lang als pastorij van de Sint-Michielsparochie. Nadien werd het gebouw openbaar verkocht aan particulieren. In het begin van de negentiende eeuw moest een deel van het complex wijken voor een verbreding van de brug, de huidige Sint-Michielshelling. Wat vroeger een fier steen was geweest, werd geleidelijk omgevormd tot een doodgewoon witgepleisterd herenhuis waarin verschillende café’s en een restaurant werden opengehouden.
In de aanloop naar de wereldtentoonstelling die Gent in 1913 mocht organiseren, kregen de Gras- en de Korenlei een middeleeuws jasje aangemeten. Het witte herenhuis op de hoek was een bouwval en zou worden gesloopt, maar tijdens de aanleg van de nieuwe Sint-Michielsbrug kwamen de oude bouwlagen aan het licht. Onder druk van een actiegroep kreeg het gebouw, op een paar aanpassingen na omwille van de brug, opnieuw deels het uitzicht van een burcht uit 1200. Na de wereldtentoonstelling werd het gerestaureerde steen het riant optrekje van de pastoor van de Sint-Michielskerk.
In 1958 werd het gebouw publiek verkocht en in 1979 werden in de bovenste bouwlagen het restaurant Graaf van Egmond ingericht, dat in 2008 de deuren sloot. Na grondige renovatiewerken werd in september 2012 Hostel Uppelink feestelijk geopend.